-
1 Faden
Faden1〈m.; Fadens, Fäden〉♦voorbeelden:der Faden eines Gespräches • de draad van een gesprekimmer den gleichen Faden spinnen • altijd weer hetzelfde vertellen〈informeel; figuurlijk〉 (k)einen guten Faden miteinander spinnen • (niet) goed met elkaar overweg kunnen————————Faden2〈m.; Fadens, Faden〉1 vadem, vaam -
2 keinen guten Faden an jemandem lassen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > keinen guten Faden an jemandem lassen
-
3 Haar
〈o.; Haar(e)s, Haare〉♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 Haare lassen müssen • een veer, veren moeten laten〈informeel; figuurlijk〉 auf ein Haar, aufs Haar • precies, exactum ein Haar • een tik(kelt)jeum ein Haar wäre, hätte … • het scheelde maar een haar of … -
4 kein gutes Haar an jemandem lassen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > kein gutes Haar an jemandem lassen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский